BishopAccountability.org
 
  "Zeg NE Keer," Zei De Kardinaal

By Marc Reynebeau
De Standaard
August 30 2010

http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=LV2UKJ2U

Slechts over een onderwerp is Godfried Danneels tijdens het gesprek concreet: wanneer het onduidelijk blijft of een schuldbekentenis publiek of prive moet gebeuren. De kardinaal laat er geen twijfel over bestaan dat hij het prive wil houden.Thomas Vanhaut

In zijn gesprek met het slachtoffer van bisschop Vangheluwe gaf kardinaal Godfried Danneels nooit blijk van empathie. Met het gesprek wilde hij de bisschop uit de wind zetten en voorkomen dat de zaak publiek bekend raakte. Als dat moest, wilde hij het slachtoffer zelfs intimideren. Dat leert een analyse van wat precies werd gezegd, maar vooral van hoe dat gebeurde.

Van onze redacteur

Tijdens zijn gesprek met het slachtoffer van ex-bisschop Roger Vangheluwe deed kardinaal Godfried Danneels niet veel moeite om een correcte en rechtvaardige oplossing te vinden. Dat leren de tapes van dat gesprek, waarvan de transcriptie zaterdag in De Standaard verscheen. Maar uit de tapes valt nog meer te leren.

Door de letterlijke weergave is het mogelijk na te gaan wie welke woorden en welke soort woorden gebruikte, wanneer en hoe onderwerpen aan de orde kwamen, welke spreekposities werden ingenomen, welke veronderstellingen en strategieen in de formuleringen doorschemerden, of hoe redeneringen groeiden. Die analyse maakt een preciezer begrip van en oordeel over de kardinaal mogelijk. Wat de krant niet kon weergeven, waren de vele, soms erg lange stiltes die Danneels liet vallen. Ze versterken echter alleen de indruk die zijn woorden opwekken.

'Zeg ne keer', zo begint de kardinaal. Dat lijkt erg open, welwillend en empathisch als start van een gesprek. Maar niet hier. Danneels weet namelijk zeer goed dat zijn bezoeker -die mentaal, emotioneel en seksueel nog erg lijdt onder het misbruik- van hem net een oplossing verwacht, omdat Vangheluwe daartoe niet bereid is. Met zijn zinnetje veinst Danneels dus onwetendheid, maar neemt hij vooral mentaal afstand van de zaak. Hij komt het slachtoffer helemaal niet tegemoet, maar plaatst hem integendeel meteen in een vacuum.

Danneels had bij de opening begrip voor het slachtoffer kunnen laten blijken. Maar dat doet hij niet-in het hele gesprek trouwens niet. Zo laat hij verstaan dat hij de kwestie vooral ziet als een hinder, dat hij de ernst ervan niet correct inschat en zijn bezoeker vooral een lastpost vindt.

Het slachtoffer legt vrij zakelijk uit wat het wil: omdat Vangheluwe niets onderneemt, moeten diens hierarchische oversten dat maar doen. Vrij snel laat Danneels zijn geveinsde onwetendheid vallen: hij weet immers al dat het slachtoffer er grote moeite mee heeft dat zijn oom in functie blijft en naar buiten uit 'in glorie' kan voorwenden dat er niets aan de hand is.

Daar houdt de vermeende openheid van het gesprek al op. Vooreerst wil de kardinaal geen details horen ('ik ken het verhaal'), waarmee hij het slachtoffer de kans ontzegt zijn versie te vertellen, of zelfs maar eens zijn gemoed te luchten door dat te doen. Danneels' interesse gaat niet uit naar de grond van de zaak, wel naar hoe hij ervan af kan raken. Over de zaak laat hij zich tegenover het slachtoffer alleen ontvallen dat ze 'eigenlijk niet goed is' en dat 'dat niet mag' -twee wel heel minimalistische omschrijvingen.

Meteen zet Danneels twee retorische sporen uit, beide frontaal tegen het slachtoffer in. Vooreerst stelt hij dat Vangheluwe best rustig tot aan zijn pensioen aanblijft. Daarbij doet hij zelfs alsof het probleem eigenlijk bij het slachtoffer ligt ('Het zou beter zijn dat je wacht'). Het blijkt ook snel waarom hij op uitstel aanstuurt: om 'speculaties' te voorkomen. Zo is duidelijk wat Danneels met het gesprek beoogt: de zaak uit de belangstelling houden.

Speculaties

Het slachtoffer voelt dat ook zo aan, want hij omschrijft het als een onderdeel van 'de doofpottechniek'. Wanneer hij vervolgens oppert dat hij daarmee misschien zal 'moeten leren leven', geeft hij Danneels een opening om volop het tweede spoor in te zetten. Volgens de kardinaal kan toch niemand ingrijpen: hijzelf niet, omdat hij al met pensioen is ('Ik heb daar niets mee te maken'), de nieuwe aartsbisschop niet, omdat bisschoppen 'hun eigen baas' zijn, en de paus al evenmin, want 'die is niet zo gemakkelijk te bereiken' -begrijp ook: de zaak is niet belangrijk genoeg om Rome mee lastig te vallen.

Op die manier ondergraaft Danneels de logica van het slachtoffer: dat de hierarchie haar verantwoordelijkheid zou nemen. Vangheluwe moet beslissen, vindt de kardinaal, maar die denkt niet aan een vervroegd ontslag. Zo stelt hij zich allerminst als een neutrale bemiddelaar op. Hij staat wel degelijk aan de kant van Vangheluwe, in de eerste plaats om 'speculaties' over kerkelijk wangedrag te voorkomen.

Daarmee zit, na minder dan een derde van de duur ervan, het gesprek muurvast. Danneels laat het slachtoffer in die patstelling in het ongewisse, wat hem nog verder destabiliseert en onzeker maakt. Hij vraagt de man herhaaldelijk wat hij wil, al weet hij dat al, maar telkens die iets oppert, gaat de kardinaal daarop in door het tegen te spreken of het als onredelijk ('het maximum') of onmogelijk voor te stellen.

Maar, zo gaat Danneels verder, ook al kan niemand Vangheluwe wat bevelen, hijzelf kan toch een rol spelen: 'Ik kan toch ook raad geven'. En hij heeft inderdaad al een goede raad klaar: dat Vangheluwe schuld zou bekennen -en van het slachtoffer uiteraard ook vergiffenis zou krijgen. Zo lanceert Danneels een alternatief voor het ontslag waarop het slachtoffer blijft aandringen. De schuldbekentenis is een extra argument om een voortijdig ontslag overbodig te maken.

Door zich als 'raadgever' te presenteren wil Danneels een objectiever beeld van zichzelf projecteren. Hij geeft niet zomaar een mening, nee, hij profileert zich als een met moreel gezag en wijsheid beklede, neutrale bemiddelaar. Daarvoor moet hij wel zijn bias in het gesprek verdoezelen. Dat doet hij louter retorisch: door een zo kil en onpersoonlijk mogelijke positie in te nemen.

Blinde muur

Dat blijkt het duidelijkst wanneer hij zegt: 'Ge kunt ook vergiffenis vragen, he, en uw schuld bekennen.' Danneels gebruikt daar de tweede persoon enkelvoud als onpersoonlijk voornaamwoord, een synoniem voor 'men', waarmee hij niemand concreet bedoelt en het bestaan van een algemene regel suggereert. Dat doet hij nog enkele keren in het gesprek, soms ook met het veralgemenende 'wij' ('We kunnen ook vergiffenis vragen en vergiffenis geven').

Dat verwart het slachtoffer, want wie is die 'ge' die vergiffenis moet vragen? Hij denkt eerst dat de kardinaal daarmee hem bedoelt. Dat dat idee in hem opkomt, geeft al aan hoezeer Danneels het slachtoffer verder in de verdediging, wanhoop en ontreddering drukt. En de kardinaal duwt door: als Vangheluwe schuld bekent, kan hij niet anders dan vergiffenis schenken.

Het verwarrende gegoochel met persoonlijke voornaamwoorden is deels wellicht een gevolg van de slordigheid die eigen is aan de Vlaamse tussentaal. Maar het dient vooral Danneels spreekregime als verheven, objectieve raadgever. Daardoor hoeft hij alleen in veralgemeningen te spreken en kan hij, andermaal, de concrete realiteit van Vangheluwes praktijken wegduwen.

Zo wordt in Danneels retoriek alles abstract, zowel de feiten, het slachtoffer als de dader. Ze zijn nog slechts radertjes in een mechaniek van vergiffenis vragen en krijgen. Als in het gesprek het concrete geval nog eens ter sprake komt of de naam van Vangheluwe valt, doet het slachtoffer dat, om Danneels uit zijn positie van pseudo-objectieve abstractie te halen. Het slachtoffer lijkt tegen een blinde muur te praten. In zijn onpersoonlijkheid en abstractie probeert Danneels immers voortdurend het probleem te herdefinieren door het te vernauwen: voor hem is het probleem niet het seksuele misbruik en de decennialange stilte daarrond, wel dat het slachtoffer erkenning zoekt.

Vernederend

Van een echte dialoog is helemaal geen sprake: Danneels neemt geen enkele tegenwerping van het slachtoffer ernstig. Integendeel, wanneer die oppert dat het voorstel van de kardinaal -vergiffenis vragen- wat licht uitvalt, gaat Danneels daar alleen met nog wat extra gezagsargumenten tegenin. Een, het slachtoffer moet toch inzien dat vergiffenis vragen 'niet zo simpel' is. Twee, dat is nu eenmaal de geijkte manier van doen: 'Dat is al veel gebeurd in de geschiedenis en niet alleen in de Kerk, hoor'.

Slechts over een onderwerp wordt Danneels concreet. Dat is wanneer het onduidelijk blijft of een schuldbekentenis publiek of prive moet gebeuren. De kardinaal laat er geen twijfel over bestaan dat hij het prive wil houden. Dan blijkt dat zijn oordeel al vaststaat: een publieke biecht zou immers te erg, te 'vernederend' en een te zware straf zijn voor Vangheluwe. Dat de feiten aan het licht zouden komen, 'dat is toch wel zwaar'.

'Zo breng je hem in een moeilijk parket', zegt Danneels vervolgens, waarmee hij nogmaals bevestigt dat hij erop uit is Vangheluwe te beschermen. Zo wordt andermaal duidelijk wat de kardinaal als het centrale probleem beschouwt: niet het misbruik waarmee de bisschop zich in een lastig parket heeft gewerkt, wel de erkenning en genoegdoening waar het slachtoffer om vraagt.

Danneels heeft nog een andere manier om de discrete aanpak te verdedigen: meer dan eens probeert hij het slachtoffer te intimideren. Daarvoor hanteert de kardinaal twee elementen. Ten eerste oppert hij dat het publiek maken van de zaak ook het slachtoffer zal schaden: 'Uw naam komt naar buiten, [wordt] door het slijk getrokken.' Ten tweede suggereert hij twee keer dat het slachtoffer misschien wel kwalijke intenties heeft: eerst wanneer hij vraagt of 'het toch niet de bedoeling is iemand in diskrediet te brengen' en later wanneer hij stelt dat 'ge ons kunt vastpakken en chanteren'. Zo is de omkering compleet: Danneels schildert het slachtoffer als een potentiele dader af.

Dovemansgesprek

Tijdens het slotgesprek, waarbij ook Roger Vangheluwe en de familie aanwezig zijn, blijft Danneels de zaak consequent minimaliseren. Hij kan ze niet verder omschrijven dan als 'niet gewoon' en 'een serieuze fout'. Al zijn empathie gaat andermaal naar Vangheluwe: 'als ik jou zie, dan lijd jij er ook onder'; 'ja, 't is niet gemakkelijk, he'.

Is het overleg met het slachtoffer op een patstelling geeindigd, dan probeert Danneels in het slotgesprek toch een conclusie op te dringen, met de onuitgesproken suggestie dat dit ook de uitkomst van zijn gesprek met het slachtoffer is. Dat Vangheluwe zijn spijt uitspreekt, vindt hij voldoende, want 'al heel serieus'. En wat het publieke karakter daarvan betreft, is het 'misschien goed dat je [dat] voor de familie helemaal doet, zodat iedereen het gehoord heeft.'

Danneels richt zich nooit rechtstreeks tot het slachtoffer, behalve in zijn slotwoorden. Wat zich dan afspeelt, lijkt eerder een toneeltje tussen de kardinaal en de bisschop, met de familie en het slachtoffer als publiek. Dan, op een toon alsof daarop alleen een definitief, verlossend want instemmend antwoord kan volgen, vraagt Danneels: 'wat denkt gij?'

Alsof hij dat nog niet wist. Zo gooit hij de verantwoordelijkheid weer helemaal van zich af en legt hij de bal weer in het kamp van het slachtoffer. Dat 'wat denkt ge' is slechts de retorische keerzijde van het 'zeg ne keer' bij de start. Daartussen ligt, van Danneels' kant, slechts een zee van geborneerd en empathisch onvermogen, met een dovemansgesprek als gevolg.

 
 

Any original material on these pages is copyright © BishopAccountability.org 2004. Reproduce freely with attribution.