BishopAccountability.org
 
  Over De Toekomst Van De Kerk

The RKnieuws
February 2, 2011

http://www.rorate.com/nieuws/nws.php?id=64761

LEUVEN (RKnieuws.net) - Het gaat niet goed met de kerk. Er zijn zowel te weinig priesters als te weinig kerkgangers. Het blijft moeilijk om het geloof door te geven aan de jonge generatie. Mensen klagen over ouderwetse taal of verlangen juist terug naar het Gregoriaans van hun jeugd. Schandalen rond seksueel misbruik hebben voorgangers en verantwoordelijken ongeloofwaardig gemaakt. Maar het grootste probleem is: hoe moet het nu verder?

In mijn buurt ligt het kapelletje van Jezus in ‘t Steentje, dat in de Leuvense volksmond ‘Janneke de Grijzer’ wordt genoemd, naar een inmiddels verdwenen beeldje van een huilend (‘grijzend’) kindje. Het hoort bij de Sint-Kwintenskerk, maar het staat daar geografisch volledig los van: het ligt wel op hetzelfde terrein, een groot grasveld, maar het is niet vast gebouwd aan de kerk zelf. De ligging, aan de drukke Naamsestraat in Leuven, zorgt ervoor dat er heel wat passage is. De deur staat altijd open. Binnen staat een oud Mariabeeldje met kind, en daarvoor kun je kaarsjes aansteken. Meestal staan er zo’n tien tot vijftien kaarsjes te branden. Er zijn enkele houten banken waarop je kunt zitten. Veel mensen lopen er in en uit: jonge moeders met een kinderwagen, oudere koppels, mannen in hun eentje, vrouwen van alle leeftijden. Ze blijven er enkele minuten bidden, steken een kaarsje aan en gaan dan weer verder met hun leven. Oorspronkelijk werd er in dit kapelletje gebeden voor baby’s, peuters en kleuters die te veel huilden, maar blijkbaar wordt Maria intussen ook met veel andere zorgen overstelpt. Het is een pretentieloze plek, met lelijke plastic bloemen en een storende mengeling van stijlen. Maar het is een onmiskenbaar levende plek, waar mensen terecht kunnen voor wat hun hart beroert.

Misschien zijn deze mensen wel de grootste slachtoffers van de crisis in de kerk. Niet dat ze veel van de kerk verwachten. Ze zijn gewoon op zoek naar een plek waar ze hun band met het hogere kunnen beleven. Hun geloof is wellicht niet altijd uitgezuiverd. Er zitten ongetwijfeld magische trekjes bij. Hun gemeenschapsbeleving laat ook te wensen over. Maar ze blijven komen en sommigen komen vaak. En omdat ze regelmatig hun verzuchtingen, hun zorgen en hun verlangens voor Maria en voor God brengen, wordt hun hart zachter, zoals dat met ons allen gebeurt als we bidden. Ze zijn gelovig, op hun eigen manier, met vallen en opstaan, zoals wij allen. Daarom hebben deze mensen recht op hun eigen plek in de kerk, maar door de crisis staan zij in de kou. Soms zijn ze een gemakkelijke prooi voor fanatieke groeperingen of op zichzelf gesloten sektes, hoewel ze daarvan na verloop van tijd ook weer afhaken. In het kerkgebouw voelen ze zich onwennig: ofwel beklemmen de oude woorden en gebaren hen, ofwel schrikken ze terug voor de nieuwe liederen en de beelden die ze niet kennen. Verder dan kapelletjes en bedevaartsoorden komen ze vaak niet in de kerk. Toch hebben ook deze mensen recht – op hun eigen niveau en in hun eigen tempo – op een glimp van het goede nieuws van Jezus: dat er een God is die ons allemaal vasthoudt, dat we in Gods geest leven als we ons hart openstellen voor elkaar, dat we elkaars pijn kunnen dragen en dat God die met ons meedraagt. Het is zondig van ons allemaal – conservatieven en progressieven in de kerk- dat we hen dat niet kunnen bieden.

De crisis in de kerk: de visie van progressieve gelovigen

Er wordt heel wat geschreven naar aanleiding van de crisis in de Kerk, die haar hoogste zichtbaarheid bereikte bij de recente schandalen rond seksueel misbruik. Naast de vanzelfsprekende afkeuring van het seksueel misbruik door ambtsdragers en het toedekken daarvan door beleidsdragers, lees ik herhaaldelijk hoopvolle verzuchtingen van progressieve gelovigen. De diepe crisis die de kerk nu doormaakt, is volgens hen het gevolg van een eeuwenlang scheefgegroeide opvatting over ambt en gezag in de kerk. Die zorgde ervoor dat inspraak en kritiek niet werden ingebouwd en dat macht en imago van de kerk onaantastbaar werden. Zo’n kerkstructuur heeft in onze tijd meer nadelen dan voordelen. Tot zover kan ik meegaan in de analyse.

Anders wordt het wanneer zij het over de toekomst hebben. Ik lees over ‘de heilige rest’, ‘de wortel van de stam / waar nieuwe kiemkracht zetelt / teruggesnoeid tot bijna niets meer zichtbaar is’. Wat de kerk nu doormaakt, wordt gezien als een kans tot verdieping en nieuwe groeikracht. Er wordt verwezen naar een ‘kairosmoment’, naar een verschuiving van ‘het christendom-uit-traditie’ naar ‘het christendom-uit-overtuiging’ . Er wordt hoopvol gesproken over ‘herbergen’, plekken waar mensen op een nieuwe manier hun verhaal kwijt kunnen, inspiratie opdoen, leren en vieren. En die plekken zijn er zeker. Alleen bereiken ze niet meer dan een kleine elite. Er zijn inderdaad parochies of andere geloofsgemeenschappen waar het anders is. Waar leken en vrouwen al lang volop meedraaien, waar een eigentijdse taal wordt gebruikt, waar jongeren ernstig worden genomen, waar het christelijk geloof op alle problemen van onze tijd wordt gelegd. Maar te veel mensen hebben geen toegang tot deze eerder elitaire en soms veeleisende groepen. De mensen uit het kapelletje van ‘Janneke de Grijzer’ bijvoorbeeld. Die mensen zoeken antwoorden op hun vragen in populaire tv-programma’s en goedkope blaadjes, omdat ze geen boodschap hebben aan de dogmatische antwoorden van de conservatieven of de hoogdravende spitsvondigheden van de progressieven. Ook voor deze mensen moet de kerk openstaan.

De progressieve christenen hebben op vele punten gelijk gekregen. Hun pleidooi voor meer openheid en democratie in de kerk is genegeerd en de gevolgen daarvan zijn nu zichtbaar. De weigering om leken en vrouwen volle verantwoordelijkheid te geven, laat nu in volle scherpte zien hoe kaal de kerk achterblijft. Maar waar ze geen gelijk in hebben gekregen, is hun eigen toekomstvisioen. Ook in progressieve groepen is men er niet in geslaagd de fakkel door te geven naar de volgende generatie. Ook daar is er een tekort aan mensen die zich willen en kunnen engageren. Ook zij missen de aansluiting met het brede publiek. Zonder veel scrupules richten ze zich dan maar op een kleine groep enthousiastelingen, die vanuit de bron een nieuwe en ‘echte’ kerk zal vormen. Een misschien onbedoelde, maar toch duidelijke sektaire reflex. In mijn oren klinkt het vals als zij de crisis in de kerk willen voorstellen als een moment waarop – eindelijk, en in hun ogen veel te laat – hun visie op kerkorganisatie zal doorgevoerd kunnen worden. Daarvoor is de huidige crisis te omvattend en te groot. Niemand kan voorspellen in welke vorm het geloof zal verder leven. En intussen blijven grote groepen mensen hoe dan ook op hun honger zitten.

De crisis in de kerk: de visie van conservatieve gelovigen

En wat zegt de huidige kerkleiding? De officiele kerkinstanties en de meer behoudende kringen komen in hun toekomstplannen voor de kerk vaak niet verder dan de loze verzuchting: ‘Wat kunnen we doen als het volk ons niet meer roepingen geeft?’ Daardoor geven ze blijk van een volledig vastgeroeste kijk op het ambt en op de kerkstructuren. Ze wentelen bovendien alle verantwoordelijkheid voor wat er mank loopt in de kerkorganisatie af, terwijl zij toch de eersten zijn die daarop kunnen aangesproken worden. De maatregelen die zij noodgedwongen treffen zijn dan ook meestal niet meer dan te kleine doekjes tegen het bloeden. Op deze manier bereiken ze steeds minder mensen en lijken ze dat niet eens erg te vinden. Ook hier zit een onmiskenbaar sektaire trek aan. Blijven hameren op ongeloofwaardige dogmatische of ethische standpunten maakt de zaak er nauwelijks beter op. De kerk werkt zo zelf haar negatieve imago in de hand.

Nog niet zo lang geleden kon iedereen uit onze streken telkens hij of zij daar behoefte toe voelde, even uitrusten op het brede bed van de kerk. De kerk was dichtbij en altijd open voor het vieren van hoogte- en dieptepunten in elk mensenleven. Je kon – afhankelijk van je aanleg – intens of eerder in de marge bezig zijn met geloof. De kerk vormde een basis waarop wie dat wilde op gelijk welk ogenblik kon terugvallen. Via de kerk kon je de band met het onuitsprekelijke, met wat je overstijgt, met wat het beste in je naar boven roept, met wat je kind van God en broer of zus van alle mensen laat voelen, telkens weer aanhalen. Je stond er niet alleen voor.

Intussen worden kerken gesloten en vieringen geschrapt. Hoogbejaarde parochianen moeten enkele gemeentes verder naar de mis, bij gebrek aan priesters. Sommigen maken zich zorgen dat ze een uitvaartdienst zonder eucharistieviering zullen krijgen, terwijl ze daar juist zoveel belang aan hechten. De weinige priesters die er nog zijn, worden managers van federaties of ‘vliegende pastoors’ die zich van de ene viering naar de andere haasten zonder veel tijd voor de mensen ter plekke over te houden. De vormselcatechese, die reeds decennia draaide op vooral vrouwelijke catechisten, wordt hier en daar bij gebrek aan vrijwilligers niet meer gegeven. De gemiddelde leeftijd van de priesters stijgt spectaculair en hun preken worden er daardoor ook niet frisser en eigentijdser op, en wie kan het hen kwalijk nemen? De groep gelovigen wordt kleiner en kleiner. Jongeren vinden niet enkel geen identificatiefiguren meer bij de priesters en zusters, er zijn zelfs geen mensen meer van de generatie van hun ouders. Ambtsdragers in de kerk behoren tot de generatie van hun grootouders. Dat betekent dus voor hen: geloof is iets voor stokoude mensen. De radiomissen grijpen terug naar het gregoriaans, waardoor ze het antieke en misschien stilaan exotische aspect nog meer in de verf zetten. De officiele kerk ontplooit als ongeveer enige initiatief naar jongeren toe een misdienaarswerking, waarbij het streefdoel om uit die groep alsnog een hoger aantal ‘roepingen’ te distilleren er beschamend dik bovenop ligt. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van het complete debacle waarin we ons bevinden.

De kerk van morgen

Godsdienstsociologen onderscheiden diverse scenario’s waarbinnen de kerk van de toekomst in het westen kan functioneren. Staf Hellemans schetst drie mogelijkheden, drie scenario’s waarin de katholieke kerk (of een andere dominante kerk uit onze streken) in de volgende decennia kan terecht komen.

Ofwel wordt de kerk een kleine sekte van een soort ‘heilige rest’, met weinig aansluiting bij wat er in de maatschappij leeft, en een conservatieve houding op dogmatisch en ethisch vlak. Alleen een kleine groep overtuigde gelovigen die zich volledig achter deze standpunten scharen, hoort nog bij de kerk. De kerkleiders verschansen zich achter een muur die ze zelf mee optrekken en waarachter ze zich blijven vastklampen aan overtuigingen en praktijken die niet erg aangepast zijn aan de waarden, de leefwereld en de taal van onze tijd. De manier waarop de meeste kerkleiders reageren op de problemen van de kerk in onze maatschappij, lijkt op dit scenario uit te lopen. In dit scenario stoot de kerk alle mensen af die niet volledig meegaan in wat zij voorhoudt. De toon die zij aanslaat is vaak erg veroordelend en meestal weinig bemoedigend. Dat betekent dat het grootste gedeelte van de mensen die zich nu ‘christelijk’ noemen, niet meer kunnen meedraaien in een dergelijke kerk. Deze kerkvorm biedt ook nauwelijks ruimte voor wie enkel occasioneel wenst deel te nemen of het geloof liever op een laag pitje beleeft. Hierbij kun je wel de vraag stellen of de kerk voldoende ‘manschappen’ zal hebben om dit scenario in stand te houden en om er in de praktijk voor te zorgen dat lauwe gelovigen haar blazoen niet besmeuren. Gelovigen zijn immers steeds meer geneigd uit de kerk en het geloof op te pikken wat ze op dat moment van hun leven nodig hebben. Het is quasi ondoenbaar om hen dat te beletten.

Een tweede scenario is dat van een zwakke kerk met een schimmig imago. Inhoudelijk heeft deze kerk weinig body. Uit angst om nog meer leden te verliezen, wil ze liefst zoveel mogelijk mensen te vriend houden. Ze is zo soepel tegenover alle mogelijke in de maatschappij heersende stromingen, dat ze haar eigenheid bijna volledig achter zich heeft gelaten. Van boven af wordt niet meer de nadruk gelegd op wat de gelovigen wel of niet moeten denken of doen. De autonomie van de gelovigen staat boven alles verheven. Echt stelling nemen vanuit het geloof doet deze kerk niet. Hoewel deze kerkvorm uitdrukkelijk mikt op een zeer breed publiek, wordt ze toch juist van deze houding het slachtoffer. Lid zijn van deze groep maakt uiteindelijk geen enkel verschil, zodat het ook geen verlies meebrengt om het lidmaatschap te laten vallen. In feite kan haast niemand op de duur nog verwoorden wat de zin is van een dergelijke vage kerkgemeenschap, die op geloofsvlak niet meer echt iets te bieden heeft.

Tenslotte is er het derde scenario waarin de kerk een aantrekkelijke, krachtige en levendige minderheidskerk zal worden. Ze bereikt een beperkt, maar betekenisvol deel van de bevolking en heeft een duidelijke impact op de maatschappij. Ze kan geen beroep meer doen op de ‘christelijke zuil’ om mensen te bereiken, maar zal mensen enkel kunnen warm maken via het aanbod dat ze doet in verband met het geloof zelf. Mensen moeten als ze met deze kerk in contact komen aangenaam verrast worden door de warme en levendige kracht die ervan uitgaat, en die hen iets kan bieden om hun leven dieper en rijker te maken. Sommige mensen zullen van jongs af aan tot deze kerk behoren en er via hun ouders en hun christelijke opvoeding in groeien; anderen zullen er pas op volwassen leeftijd mee in aanraking komen en kortstondig of voor een langere periode ingaan op het geloofsaanbod van de kerk. Enkele aandachtspunten om deze kerk een kans te geven zijn op de eerste plaats dat ze op zoek moet gaan naar nieuwe vormen van devotie en spiritualiteit. Verder moet er een aanbod zijn op verschillende niveaus van betrokkenheid, zowel voor sterk geengageerde gelovigen als voor mensen die enkel even de sfeer willen opsnuiven en voor alle geledingen daar tussenin. De kerk moet ook vooral een positieve boodschap brengen waarvan mensen aanvoelen dat het hen iets bijbrengt voor hun leven, dat ze er in de letterlijke zin van het woord ‘wijzer’ van worden, dat het hen dieper bij de kern van hun bestaan brengt. Enkel op die manier kunnen ook leden van buitenaf aangetrokken worden. De kerk zal de media op de juiste manier moeten inschakelen door de aandacht te vestigen op grootschalige evenementen. Tegelijk zal het geen kerk moeten zijn die hoog van de toren blaast, maar een nederige kerk die erop uit is alle mensen welkom te heten.

Dit laatste scenario, van de aantrekkelijke minderheidskerk, is het droomscenario van de meeste gelovigen van nu. Toch is het zeker geen zekerheid of verworvenheid. Sociologisch gezien zijn er slechts weinig tekenen die erop wijzen dat de huidige kerk in die richting evolueert. Er zal nog hard moeten gewerkt worden om dit scenario in een of andere vorm ooit werkelijkheid te laten worden, als het ooit lukt. Intussen zou het de bekommernis van iedereen in de kerk moeten zijn, progressieven zowel als conservatieven, kerkleiders zowel als actieve gelovige leken, om een aanbod op maat aan te bieden aan mensen van diverse pluimage op geloofsgebied. Mensen die bijvoorbeeld gebruik willen maken van de rijke traditie van de kerk bij een of meerdere sterke levensmomenten zoals de zegen over een relatie, de geboorte van een kind of het afscheid van een geliefde. Of mensen die als toerist een kerk binnenstappen en graag even proeven van de beeldenrijkdom en de levenswijsheid die erachter zit. Of mensen die zich willen engageren voor een betere wereld en aansluiten bij een christelijke organisatie voor de derde of vierde wereld. Of mensen die even tot rust willen komen in een abdij en zich zo willen losweken van de hectische drukte van onze maatschappij. Of mensen die mee willen vieren en genieten van een mooie en zinvolle kerstviering. Of mensen die beroep doen op de steun van de kerk bij het vertellen over Jezus aan hun kinderen. Of mensen die een groot verdriet of een diepe zorg meedragen en die in een gebed en een kaarsje bij God willen leggen. Enzovoort, enzovoort. Voor elk wat wils, zoals dat past in een echte kerk van heiligen en zondaars.

De toekomst is duister

Er is een bekend kinderboek van Rosemary Sutcliff, The Lantern Bearers (vert. De lantaarndragers, winnaar Carnegie Medal). Het speelt zich af in de periode van de ondergang van het Romeinse Rijk in Groot-Brittannie, in de vijfde eeuw, na de terugtrekking van de Romeinse troepen. De Britse Romeinen, nakomelingen van legioensoldaten die zich ter plekke gevestigd hebben, zien alles waar ze eeuwenlang van hebben geleefd en in hebben geloofd, langzaamaan verdwijnen. De macht wordt overgenomen door Saksische heersers, die in hun ogen barbaren zijn zonder enige cultuur. Van hun geliefde literatuur, politieke organisatie, wetgeving en kunst dreigt niets over te blijven. Alle waarden gaan verloren en het is niet duidelijk of en in welke vorm er nog iets van zal voortleven in de toekomst. Een citaat van een Romeins personage: ‘I sometimes think that we stand at sunset. It may be that the night will close over us in the end, but I believe that morning will come again. Morning always grows again out of darkness, though maybe not for the people who saw the sun go down. We are the Lantern Bearers, my friend; for us to keep something burning, to carry what light we can forward into the darkness and the wind. (…) I wonder if they will remember us at all, those people on the other side of darkness.’ (4)

Misschien zitten wij als christenen in deze tijd in een vergelijkbare situatie. Alles waar we met hart en ziel in geloofden en ons voor hebben ingezet, dreigt verloren te gaan. De symbolen in de talloze kerken en kapelletjes, de subtiele verwijzingen in religieuze kunstwerken, de betekenisvolle beeldentaal van onze liturgie, de gelaagdheid van Bijbelverhalen, het zorgvuldig opgebouwde evenwicht van onze geloofsbelijdenis, de spirituele rijkdom van abdijen en kloosters, de vele vormen die naastenliefde kreeg in onze traditie: wie begrijpt het nog? Wie put er nog levenskracht uit? We weten niet of en in welke vorm er iets van zal overschieten en doorgegeven worden naar de toekomst. We zijn enkel lantaarndragers, aan het einde van een lange en bewogen periode, die de fakkel zo lang mogelijk brandende houden. Misschien kunnen mensen er ooit, door de sluiers van de toekomst heen, nieuwe lichtjes mee aansteken. Wie gelooft in de kracht van de geest, moet daarop vertrouwen.

 
 

Any original material on these pages is copyright © BishopAccountability.org 2004. Reproduce freely with attribution.