BishopAccountability.org
Onderwijs En Missie, Maar Ook Misbruik En Moord

By Jan Van Zuilen
Bn De Stem
October 12, 2011

http://www.bndestem.nl/regio/bergenopzoom/9656261/Onderwijs-en-missie-maar-ook-misbruik-en-moord.ece

Pater Paul de Vries (rechts) is oud-geschiedenisleraar in Bergen op Zoom en voormalig pastoor van Huijbergen. Hij ondersteunt historica Marieke Smulders (links), die seksueel misbruik binnen 'Heilig Hart' niet verzwijgt: 'Maar ik ga niet op de stoel van de commissie-Deetman zitten.' foto Jan van Zuilen

Het schoolplein van gymnasium Juvenaat Heilig Hart in Bergen op Zoom, omstreeks 1914. foto collectie Het Markiezenhof ;

Onder het motto 'God zal er zijn zegen wel aan geven' begonnen ze van alles. Maar ook de paters van het Heilig Hart ontkwamen in Nederland niet aan leegloop. Wie waren de paters van het Heilig Hart? Hoe leefden ze? Wat deden ze? En wat hebben ze voor de samenleving betekend? Het antwoord op deze vragen moet over een jaar of twee te vinden zijn in een dan te verschijnen wetenschappelijke publicatie over de Nederlandse tak van de congregatie.

De paters, die dit jaar het honderdjarig bestaan van de Nederlandse afdeling van de kloosterorde vieren, hebben hiervoor de Nijmeegse historica Marieke Smulders in dienst genomen. Smulders is vorig jaar september aan de slag gegaan. "Allereerst met inventariseren wat allemaal al over de paters is geschreven. Verder ben ik de archieven ingedoken en heb ik een enquête gehouden onder nog levende paters en broeders, maar ook onder mensen die uittraden. Dat had ik met de paters afgesproken. Zij hechten er zelf belang aan de verhalen van uitgetreden priesters te horen.", vertelt Smulders.

We spreken haar op het kantoor van de paters, in de pastorie van de Laurentiuskerk in de Bredase wijk het Ginneken, samen met pater Paul de Vries. Hij helpt Smulders bij haar onderzoek.

De wereld van de katholieke geestelijkheid is voor Smulders geen onbekend terrein. Ze komt zelf van vaders kant uit een 'zeer katholiek Tilburg nest', maar verricht ook promotieonderzoek naar naar katholieke jongensinternaten. Een van de onderwerpen die Smulders wil uitdiepen, is de omslag die ergens tussen 1965 en 1975 plaatsvond en ertoe leidde dat er in Nederland bijna geen paters en broeders meer zijn. "Wat is toen gebeurd en waarom liep Nederland daarin zo voorop? Daarvoor wil ik verklaringen."

De Vries knikt. "Het is ons overkomen, we hebben het zien gebeuren. Ik begon zelf in 1963 als leraar op het Juvenaat in Bergen op Zoom. Dat had 221 interne leerlingen, zes jaar later niet een meer. Tegelijkertijd zag ik om me heen allemaal priesters uittreden." Vaak vanwege het celibaat, beaamt De Vries. "We hadden een rector die dat snel doorhad. Kwam een jonge priester zeggen wat hem allemaal tegenstond in de kerk, dan vroeg die rector: hoe heet ze? Maar vaak speelde ook teleurstelling over het uitblijven van modernisering."

De uittocht van priesters en het opdrogen van de instroom viel samen met een ander verschijnsel: andere instellingen namen het werk van de paters over. De Vries: "Het was niet meer vanzelfsprekend dat een leraar aan het Juvenaat priester was." In diezelfde tijd kwamen veel missionarissen terug, vooral uit ontwikkelingslanden die net zelfstandig waren geworden en de banden met vroegere koloniale heersers wilden doorsnijden. Vaak werden missionarissen uit de oude wereld het land uitgebonjourd. Het overkwam ook de paters van het Heilig Hart. De Vries: "Wij hadden 120 paters in Belgisch Congo. Twaalf zijn vermoord, de rest moest vluchten."

Veel missionarissen, maar ook paters die hun baan in onderwijs, jeugdzorg en welzijnswerk kwijtraakten, vonden nieuw werk als pastoor, de plaats innemend van uitgetreden priesters. De Vries. "In Duitsland ontstond het eerst een tekort. In die jaren zijn wel zo'n vijftig mensen van ons daar pastoor geworden, vooral in de Eifel en langs de Moezel. Daarvan zijn er nog twee over. Allebei in de tachtig maar nog steeds actief."

Smulders besteedt ook aandacht aan seksueel misbruik. "Dat het bij deze paters voorkwam, is bekend. Dat kan en mag je in een wetenschappelijk publicatie niet verzwijgen. Ik ga echter niet op de stoel van de commissie-Deetman zitten. In mijn promotieonderzoek ben ik het ook tegengekomen. Uiteraard, zou ik zeggen: dat gaat over katholieke internaten."

De Vries zegt alleen uit eigen ervaring te kunnen spreken. "Ik heb er nooit mee te maken gehad. Misschien, zo realiseerde ik me later, komt dat doordat mijn moeder er me tot twee keer toe voor heeft gewaarschuwd toen ik een jaar of veertien was."

Smulders knikt. "Dat zou best kunnen. In de voorbeelden die ik ben tegengekomen, zie je dat de daders hun slachtoffers uitkozen. Vaak jongens bij wie thuis nooit over seksualiteit werd gesproken. Die durfden het niet tegen hun ouders te vertellen. Of ze kregen dan een draai om de oren: 'Hoe durf je zulke vuiligheid te zeggen'."

Uit de beginjaren van het bestaan van de orde, viel Smulders op hoe makkelijk de paters van alles stichtten. "Nu zouden daar onderzoek een plannenmakerij aan vooraf gaan. Zij begonnen gewoon. Heel idealistisch. Wat we doen is goed, dus zal God er zijn zegen wel aan geven, zo was de redenering."

"Zo ging het ook met het Juvenaat in Bergen op Zoom", zegt De Vries. " Opgericht door vier paters. Drie waren nog geen dertig jaar."

Gebouw Liesbosch en gymnasium Juvenaat als erfenis

De congregatie van het Heilig Hart van Jezus is van origine een Franse kloosterorde, in 1877 gesticht door priester Leo Dehon. In 1911 kreeg ze een Nederlandse afdeling. Daarvoor waren paters van de congregatie echter al actief in Nederland, onder meer in Bergen op Zoom, waar ze in 1900 met het Juvenaat (kleinseminarie en gymnasium) waren begonnen.

Een ander belangrijk West-Brabants bolwerk was het klooster in het Liesbosch bij Breda, waar de paters hun eigen grootseminarie hadden voor de opleiding van priesters. Verder hadden ze door heel Nederland scholen met internaten en bestuurden ze parochies, onder meer in Katendrecht, de beruchte rosse buurt van Rotterdam. Ook deden de paters aan in welzijnswerk en jeugdzorg.

Niet in de laatste plaats waren ze actief in de missie. In de jaren vijftig telde de congregatie in Nederland zo'n 850 paters en broeders. Nu zijn er nog zo'n 120 over. Nieuwe komen er niet bij. Elke keer als een pater of broeder sterft komt het einde van de congregatie een stap dichterbij. Althans in Nederland; wereldwijd telt de orde nog ruim tweeduizend leden. Er zijn landen als Polen, waar de congregatie groeit.

In Nederland hebben de paters nog vijf kloosters, waaronder een broederhuis in Breda. In Breda is ook het zogenoemde provincialaat gevestigd, zeg maar het Nederlands hoofdkantoor. Het zit in de pastorie van de Laurentiuskerk.

De twee oude West-Brabantse vestigingen bestaan nog. Het Juvenaat is nog steeds een gymnasium – niet meer in het kloosterpand maar in een nieuw schoolgebouw. Het Liesboschklooster is nu een verzorgingstehuis.

Contact: jan.vanzuilen@bndestem.nl


Any original material on these pages is copyright © BishopAccountability.org 2004. Reproduce freely with attribution.