Broeder en arts ‘verdacht’ in zaak St. Joseph

NEDERLAND
Dagblad De Limburg

[Justie Rapport]

[met video]

Justitie ziet de in 1997 overleden broeder Andreas als verdachte in de kwestie rond 37 opvallende sterfgevallen onder jongens in de Heelse zwakzinnigeninstelling Sint Joseph. Een groot deel van de jongens stierf in de jaren 1952-1954 in het zogeheten Gerarduspaviljoen dat Andreas onder zijn hoede had.

Heel
Van onze verslaggevers

Als de zaak niet verjaard was, en de broeder niet was overleden, was het strafrechtelijk feitenonderzoek van justitie voldoende aanleiding geweest om een opsporingsonderzoek naar Andreas te starten, concludeert justitie. De broeder zou dan als verdachte worden aangemerkt voor misdrijven die in ernst varieren van moord tot het niet-helpen van patiënten in nood. Justitie gaat er vanuit dat een groot deel van de jongens een onnatuurlijke dood is gestorven, maar kan niet zeggen om hoeveel gevallen het precies gaat. Oorspronkelijk is steeds sprake geweest van 34 verdachte overlijdens bij minderjarige jongens. Justitie telt daar echter drie namen van overleden jongens tussen de 18 en 21 jaar bij op, omdat in de jaren vijftig mensen pas vanaf hun 21e meerderjarig waren.

Niet alleen de broeder wordt door justitie als verdachte gekenmerkt. Ook toenmalig instellingsarts Guus Verstraelen zou in een nader opsporingsonderzoek verdachte zijn geworden als de zaak niet verjaard was, stelt justitie. De arts uitte eind jaren vijftig en eind jaren zestig openlijke twijfels over de door hemzelf afgegeven verklaringen van natuurlijke dood. Onderzoek naar Verstraelen zou zich dan ook richten op het plegen van valsheid in geschrifte.

Note: This is an Abuse Tracker excerpt. Click the title to view the full text of the original article. If the original article is no longer available, see our News Archive.